Vorig jaar vreesde politicoloog Herman Lelieveldt nog dat van de nieuwe minister van Landbouw Carola Schouten geen enkele vernieuwing van het voedselbeleid viel te verwachten. Hij heeft zijn beeld moeten bijstellen.
Lyndon Johnson, de 36ste president van de Verenigde Staten. Aan hem moest ik denken toen ik onlangs het nieuws las over de nieuwe visie op landbouw en voedsel van minister Carola Schouten. In Nederland kennen we hem misschien vooral als de man die Amerika hopeloos het moeras van de Vietnam-oorlog in liet lopen, maar Johnson was ook dé grote voorvechter van burgerrechten.
Het is maart 1965. Demonstranten belagen het Witte Huis en eisen dat Johnson tot actie overgaat na het weerzinwekkende neerslaan van de demonstraties in Selma, Alabama. Iedere avond hoort hij in zijn slaapkamer in het Witte Huis het We Shall Overcome, het lijflied van de burgerrechtenbeweging. Op 15 maart stapt hij in zijn limousine op weg naar Capitol Hill om in een speech voor de verzamelde leden van het Huis van Afgevaardigden en de Senaat aan te kondigen dat hij snel met wetgeving zal komen om het racisme te bestrijden. ‘There is no Negro problem. There is no Southern problem. There is no Northern problem. There is only an American problem.’ En even later: ‘And we shall overcome.’ Bij het horen van die laatste vier woorden breekt dominee Martin Luther King, die de speech op televisie volgt in Selma, in tranen uit. Johnson heeft ten lange leste de woorden van de burgerrechtenbeweging tot zijn eigen woorden gemaakt. Na jaren van strijd maakt de gevestigde orde de woorden van de oppositie tot de hare.
Dat is precies wat we nu zien in de visie van Schouten: kringlooplandbouw is het sleutelwoord in haar nota. Het is een term die al jaren rondzingt in het koor van de criticasters van het landbouwbeleid. En nu is er een minister die de term tot de hare maakt. Die zegt dat het gebruik van kunstmest drastisch omlaag moet. En die ook het woord ‘natuurinclusief’ in de mond durft te nemen. Ik vind het een verademing. Net zoals ik het een verademing vind dat de minister eerst deze visie neerlegt en niet meteen met allerlei maatregelen op de proppen komt. Maar wel een meetlat waarop allerlei criteria staan die voor iedere voorstander van duurzaamheid als muziek in de oren klinken (en in heel kleine lettertjes er nog bijzet dat voedsel ook veilig moet zijn, maar daar verder weinig woorden aan vuil maakt omdat dat inmiddels een vanzelfsprekendheid moet zijn). En ook: ‘Als de omslag stagneert of te traag gaat, zal de overheid vanuit haar publieke verantwoordelijkheid wet- en regelgeving toepassen.’
Doof
Er was een tijd dat ministers van Landbouw zich letterlijk doof hielden voor kritiek. Denk aan Gerda Verburg die de oproep van Roos Vonk om nu eens eindelijk te stoppen met de intensieve veehouderij beantwoordde met een opiniestuk waarin ze verkondigde dat de sector dat allang deed. Dat er uit Den Haag niets te verwachten viel. Dat de markt alle problemen zou oplossen. En de techniek. Verburg leidde de journalisten rond in een Rondeel-stal en koos daarmee voor de technologische fix als uitweg uit de duurzaamheidsproblematiek. Schouten deed dat onlangs anders. Zij lanceerde haar visie op het erf van een biologische boer en zette daarmee een stip aan de horizon: hier moeten we naartoe.
Journalisten in Trouw en het AD confronteerden Schouten vanzelfsprekend met de vraag waarom ze mensen niet opriep om minder vlees te gaan eten. Schouten koos ervoor om de formulering om te draaien en het toe te juichen dat mensen meer plantaardig gaan eten. Maar ze zei er ook bij dat de veehouderij in Nederland uiteindelijk ook langs de maatlat van de kringlooplandbouw gelegd zal worden om te zien of het nog houdbaar is.
De nota van Schouten is echt een goed schot voor de boeg. Immers, het kantelpunt komt er alleen wanneer gezworen tegenstanders de strijdbijlen begraven en naar elkaar willen luisteren. In een uitgebreid essay in de Volkskrant een paar weken geleden deden Joris Lohman en Hidde Boersma de dwingende oproep om te stoppen met het hokjesdenken in het debat over de landbouw. Lohman en Boersma lopen daar keer op keer tegenaan; de duurzaamheidsfreaks moeten niets weten van het techno-optimisme van Boersma terwijl de techneuten moeilijk mee kunnen gaan in het Slow Food verhaal van Lohman. Toeval of niet, maar rond dezelfde tijd maar in het blad Vork – het clubblad van de techno-optimisten – verkondigde de Wageningse agrobioloog Henk Breman dat het tijd wordt dat de biologische en de gangbare landbouw elkaar eindelijk gaan omarmen en het compromis zoeken. In de Volkskrant bekende Roos Vonk dat ze meer empathie heeft gekregen met vleeseters en meer oog heeft gekregen voor het hele spectrum dat zich bevindt tussen de verstokte veganist aan de ene en hardnekkige carnivoren aan de andere kant.
En in de Groene stond laatst een mooi stuk over eigenwijze boeren die er achter kwamen dat ze met veel minder bestrijdingsmiddelen net zo goede resultaten bereikten. Belangrijke succesfactoren: investeren in de kwaliteit van de bodem en niet te veel ploegen, gebruik maken van natuurlijke bestrijders zoals sluipwespen en de spuit-adviezen van de pesticiden leveranciers met een hele grote korrel zout nemen. Wie al deze verhalen naast elkaar legt ziet dat er een momentum ontstaat waarbij iedereen begint in te zien dat het beter is om met elkaar in plaats van tegenover elkaar ons voedselsysteem te verduurzamen.
Minder dan een jaar geleden betitelde ik in mijn FTM-column de plannen van het nieuwe kabinet op het gebied van voedsel als ‘een reuzenstap terug in de tijd’. Ga maar na: het ministerie van Landbouw werd weer heropgericht en als zo vaak kreeg iemand die op een boerderij was opgegroeid de bijbehorende ministerspost. Maar nu na een jaar moet ik toch echt mijn beeld bijstellen. Al eerder – bij de mestfraude – werd duidelijk dat deze minister niet met zich laat sollen en hard durft in te grijpen als dat nodig is. En nu met deze nota zien we dat Schouten niet alleen de tent bewaakt, maar in verbazingwekkend korte tijd goed gezien heeft wat er allemaal mis is en nu een wenkend perspectief heeft geformuleerd voor de toekomst van ons voedselsysteem. Aan het begin van het parlementaire jaar is dat een enorme opsteker voor ieder die de hoop op daadwerkelijke verandering onder dit kabinet al verloren had.