FTM

Bij de discussies over een duurzaam voedselsysteem gaat het altijd over het milieu, dierenwelzijn en onze eigen gezondheid. Maar nooit over de precaire positie van al die mensen die voor ons dagelijks brood zorgen, constateert Herman Lelieveldt. Ze verdienen meer aandacht: nergens zijn de arbeidsomstandigheden slechter zijn dan in onze voedselketen.

Hartverscheurend. Dat is de enige juiste kwalificatie die ik kan geven aan het lot van melkboer Johan van Rijthoven. In de documentaire Het mysterie van de melkrobots  zien we hoe zijn bedrijf ineenstort. Van Rijthoven laat hypermoderne melkinstallaties installeren, maar na een succesvolle start gaan zijn koeien steeds minder melk geven, totdat ze op een gegeven moment met geen mogelijkheid meer de melkrobot in te krijgen zijn. Van Rijthoven en zijn zoons keren noodgedwongen weer terug naar het melken met de hand en halen ondertussen verhaal bij de fabrikant van de melkmachine en de installateur. Die geven nauwelijks thuis, waardoor we de melkveehouder en zijn familie langzaam maar zeker financieel en psychisch de vernieling in zien draaien.

We hebben het in alle discussies over een duurzaam voedselsysteem heel veel over het milieu, over dierenwelzijn en over onze eigen gezondheid, maar hebben we eigenlijk wel voldoende aandacht voor de precaire positie van al die mensen die voor ons dagelijks brood zorgen? In welk land of welk deel van de voedselketen je ook kijkt: vaak is het werk is monotoon, gevaarlijk, slechtbetaald,  onzeker en ongezond. In een recent rapport van de Europese voedseldenktank IPES-food kunnen we lezen dat het risico op bedrijfsongevallen in de landbouw, visserij en voedselproductie hoger is dan welke andere sector van de economie dan ook. In ontwikkelingslanden is acute vergiftiging door pesticiden een groot probleem. IPES-food schat dat het om 200.000 gevallen per jaar gaat. Boeren daar zijn vaak onwetend over de gevaren die ze lopen of hebben geen geld om zich voldoende te beschermen. Regeringen hebben slechte wetgeving die ze ook nog eens niet goed handhaven. Ongelukken op boerderijen en vissersschepen vormen een andere belangrijke bron van gevaar. Iedereen die wel eens naar Discovery’s Deadliest Catch – de nooit eindigende serie over de halsbrekende toeren die Alaska’s reuzenkrabvissers uithalen – begrijpt meteen wat ik bedoel. Volgens IPES-food sterven er jaarlijks 24.000 vissers wereldwijd.

Maar ook dichter bij huis zijn de arbeidsomstandigheden in onze voedselketen relatief gevaarlijk. CBS gegevens laten zien dat in Nederland arbeidsongevallen in de landbouw en de horeca twee keer zo vaak voorkomen als in andere sectoren. Jaarlijks lopen tussen de 6 a 7 op de 100 werknemers letsel op, een cijfer dat net zo hoog is als het aantal ongevallen in de bouw. Werken in de landbouw geeft de meeste kans op beroepsziekten als gevolg van gevaarlijke stoffen, aldus een bericht in Boerderij vorige week. Maar ook verderop in de voedselketen gaat er veel mis. ´Het gaat dan bijvoorbeeld om koks, keukenhulpen en kelners die zich gesneden, gestoten of verbrand hebben,’ aldus het CBS. Tegelijkertijd merkt het CBS op dat horecapersoneel zich na dit soort ongelukken veel minder vaak ziek meldt en gewoon doorwerkt. Je hoeft de bestseller Kitchen Confidential van de onlangs overleden eetschrijver Anthony Bourdain er maar op na te lezen. Hij  was een van de weinigen die aandacht vroeg voor de andere, veel minder glamoureuze kant van de horeca: alles wat er achter de klapdeurtjes misgaat. Eerder deed Eric Schlosser dat voor Amerikaanse hamburgerketens in zijn nog altijd zeer leesbare Fastfood Nation.

Oost-Europees bonusvoordeel

Er is geen plek in de voedselketen te bedenken waar er niet iets mis is. Neem de duizenden flexwerkers die iedere nacht in de distributiecentra van onze grootgrutters overuren maken om de supermarkten te bevoorraden. ‘Ons Bonusvoordeel is afhankelijk van Oost-Europeanen die tegen een onzeker loon, onder hoge druk boodschappen sorteren,’ aldus een recent onderzoek van platform Investico. Vergeet ook niet het massale leger aan illegale migranten die dag in dag uit in landen als Spanje, Italië en Marokko ons groente en fruit plukken.

Met andere woorden: de druk om te produceren voor de laagste prijs gaat niet alleen ten koste van milieu en dierenwelzijn, maar vooral ook van het welzijn en de welvaart van al die boeren, plukkers, sorteerders, vakkenvullers, koks en kelners die we zo weinig tegenkomen in veel van de rapporten die over ons voedselsysteem verschijnen. Als we het over fair trade willen hebben in onze voedselketen zou het dan ook om veel meer moeten gaan dan duurzame koffie, thee en chocola. Een eerlijk voedselsysteem is ook dichter bij huis nog ver te zoeken.

En hoewel het verheugend is dat we inmiddels in steeds meer landen partijen van de dieren hebben, is het in dat licht tekenend dat de hoogtijdagen van de boerenpartijen ver verleden tijd zijn. Ooit vormde de ‘farm vote’ een niet te onderschatten groep kiezers waar politici terdege rekening mee  moesten houden. Vandaag de dag maken boeren zo’n klein deel van de bevolking uit, dat zij als kiezersgroep nog maar weinig gewicht in de schaal leggen. Die aandacht zien we bij gebrek aan politieke daadkracht ook hier weer in de markt ontstaan. Zo krijgt in België het zuivelmerk Fairebel steeds meer voet aan de grond:  ‘Met Fairebel is de vergoeding even evenwichtig als de voeding’.

En bij het initiatief ‘Wie is de baas’ bepaalden 5000 consumenten wat voor soort melk zij het liefst in het schap zouden zien. Een overgrote meerderheid koos voor een stabiele kostendekkende prijs, zodat de melkboeren van deze coöperatie de komende jaren kunnen rekenen op een door Carrefour gegarandeerde literprijs die aan de bovenkant van de marktprijzen van de afgelopen jaren zit. Nederland kent sinds een aantal jaren het Fair Produce keurmerk, dat eerlijke arbeidsomstandigheden garandeert in de champignonteelt.

Hoe mooi al deze initiatieven ook zijn, het zijn eerder symptomen van een voedselsysteem dat ook bij ons nog lang niet in evenwicht is. Wie die structurele problemen wil aanpakken komt er niet met een hele trits keurmerken, maar moet gewoon de bestaande regels beter handhaven en kritischer kijken naar de machtspositie van de grote spelers: supermarkten, zaaigoedleveranciers, fabrikanten en banken. We moeten natuurlijk niet terug willen naar de tijden van Boer Koekoek en zijn Boerenpartij, maar een onsje meer politieke aandacht voor het lot van al die harde werkers in ons voedselsysteem is broodnodig.